Het Schagerwad en omstreken in historisch perspectief

Het Schagerwad en omstreken in historisch perspectief


Een oorspronkelijke functie van “Het Wadt” (deze oudste benaming stamt mogelijk
al van rond het jaar 1200) is een tijdelijke waterberging, een boezem. Met name in
de periodes dat het water niet kon worden afgevoerd naar de Zuiderzee via de drie
sluizen bij Kolhorn, kwam het gebied van en rondom het Wadt en verder langs de
dijk onder de water te staan. Door de jaren heen heeft het gebied verschillende
benamingen gekend, zoals ‘het Wad”, “Rietbos” en zoals nu “het Schagerwad”.

Het Schagerwad werd aan de noordzijde begrensd door een dijk die reeds rond
1200 werd aangelegd beginnend en die liep vanaf Krabbedam naar Kolhorn en
verder, de latere West-Friese Omringdijk. De Zijpe en de Wieringerwaard waren toen
beiden nog verbonden met de open Zuiderzee en Noordzee. Deze aanvankelijk
lage zee-werende dijk brak in het begin van de veertiende eeuw opnieuw door en
werd versterkt en verhoogd. Rond 1320 werd de dijk voor het eerst geïnspecteerd en
volledig beschreven. Hij is ook later vele malen op diverse plaatsen doorgebroken.
Deze doorbraken zijn te zien bij de zogenaamde “ wielen”. Denk maar aan de
wielen bij Enigenburg, bij de Keins maar ook aan de twee droge Wielen bij het
Schagerwad. Dat zijn zogeheten droge wielen. Ze waren relatief kleine ondieptes,
ontstaan bij een dijkdoorbraak, maar door de aanwonende boeren konden we
worden dichtgegooid.


De dijk werd zoals gezegd rond 1320 voor het eerst opgemeten, nadat de oude dijk
was verhoogd en na vele doorbraken en versterkingen en verhogingen ontstond de
huidige Westfriesdijk. Het aanvankelijke wad-achtige landschap veranderde
geleidelijk in een gras/hooiland dat in de winter een hoog waterpeil kende en
functioneerde als boezem voor o.a. de polder Burghorn en voor de het gebied van
Schagen.
Aan de zuidzijde wordt het gebied van de vele kagen begrensd door een
aangelegde lage bedijking die doorliep tot Barsingerhorn. De woningen in
Barsingerhorn stonden op een dijk aan de hoge zuidzijde, gelegen aan de rand van
de toenmalige en huidige Hooglandspolder. Het water uit die polder werd
afgevoerd via de voorsloot in Barsingerhorn. Die sloot fungeerde ook als
afwateringsgracht voor het Schagerwad, nadat de sloot die we nu kennen als de
Bansloot was gegraven. Die sloot is tevens de grens tussen Schagen en
Barsingerhorn.
De situatie van het Wad werd een andere na de definitieve inpoldering van de Zijpe
(1597) en de Wieringerwaard (1610). De waterhuishouding en met name de afvoer
van overtollig water was en bleef een groot probleem. Het overtollige water uit de
polder Burghorn (1461) en geheel Schagen moest via sloten en grachten die door
de kagen langs de dijk ten westen van Barsingerhorn en door Barsingerhorn zelf naar
Kolhorn liepen de Zuiderzee naar de sluizen bij Kolhorn stromen. Diverse molens, ook
de molen die bij het Wadt stond zorgden bij goed weer voor een vlotte gang van
zaken.
Op diverse kaarten uit het verleden zijn deze watermolens afgebeeld. Zo is
halverwege de Wadweg op twee kaarten een watermolen ingetekend die het
water afvoerde richting de dijksloot en richting Barsingerhorn. Aan het einde van de
Wadweg ter hoogte van de huidige N245 heeft vrijwel zeker ook een molen gestaan
getuige de kaarten.


Nadat de bemaling steeds werd verbeterd is het land van het Schagerwad gelegen
tussen Keinsmerweg en Wadweg vooral als grasland en voor een deel als bouwland
gebruikt met uitzondering van het zogenaamde Rietbos aan de oostzijde dat
bekend staat om de goede kwaliteit van het riet voor dakbedekking.
Vanaf het jaar 1981dat Staatsbosbeheer het land beheert, is het waterpeil weer
naar historische waarde terug gebracht, zodat het huidige plas-dras kon ontstaan.
Over de historische natuur en de ecologische waarden van met name het
Schagerwad is weinig bekend, laat staan beschreven. Dat is ook logisch daar een
optimaal agrarisch gebruik werd nagestreefd vanaf de vroegste tijden door het
water zoveel mogelijk af te voeren, o.a. via de oude waterberging, dat Het Wadt
was en bleef.

Een plan tot drooglegging van het Wadt in de zestiende eeuw is niet
doorgegaan, gelukkig maar.